Verslag van de lezing door Peter Paul Hattinga Verschure op 18 februari 2020
“Op school keek ik meer naar buiten dan op het schoolbord” vertelde de Deventer beeldend kunstenaar Peter Paul Hattinga Verschure ons. “ De prachtige luchten boeiden me meer dan de schoollessen en die interesse is altijd gebleven. Ik ben me erin gaan verdiepen, maakte veel foto’s en doe dat nog steeds. En aan de hand van de foto’s, waarvan velen in Deventer en omtrek zijn gemaakt, werden we in een stormachtig tempo meegenomen in de wondere wereld van wolkenvelden die uit allerlei soorten wolken bestaan.
De onderverdeling van de wolken kent drie hoofdvormen. Dat zijn:
Deze indeling is zo’n 200 jaar geleden bedacht door een Engelse apotheker, Luke Howard. De classificatie heeft betrekking op de manier waarop de wolken gevormd worden, de wijze van opbouw, de processen die plaatsvinden in de atmosfeer en daarmee over hoe het weer zich kan ontwikkelen.
De cumuluswolken ontstaan door opstijgende warmte vanaf de grond en met zo’n typische Hollandse wolkenlucht van stapelwolken kan het weer alle kanten opgaan.
Stratuswolken, een egale, lage bewolking op een gering aantal meters boven de grond, wijzen op een rustig en stabiel weertype.
Met cirrus- of vederwolken die zich op 8 à 10 kilometer hoogte bevinden kan het weer ook alle kanten opgaan.
Als het wolkenpatroon verandert is er ander weer op komst. Dit heeft te maken met temperatuurverschillen die verandering van luchtdruk en daarmee wind veroorzaken. Warme lucht zet uit en daarmee neemt de luchtdruk af. Omgekeerd krimpt lucht die afkoelt en daardoor neemt de luchtdruk toe. Door het draaien van de aarde stroomt lucht niet rechtstreeks van een hoog naar een laag drukgebied. In de loop van de negentiende eeuw toonde de Nederlander Buys Ballot, oprichter van het K.N.M.I. in 1854, d.m.v. weerkaarten het verband tussen wind en luchtdruk aan en formuleerde op basis daarvan de “ Wet van Buys Ballot”. Deze luidt als volgt: Met de wind in de rug ligt het lage drukgebied links, terwijl aan de rechterkant de luchtdruk hoger is, dit geldt voor het noordelijk halfrond. Op het zuidelijk halfrond is het andersom. Dit gegeven maakt het mogelijk om stormwaarschuwingen te geven. De eerste keer dat dit gebeurde was in 1864.
Het weer voorspellen blijft ook nu nog een hachelijke zaak, omdat er zoveel factoren zijn die daarin een rol spelen. Daarom wordt er dan ook niet van weersvoorspelling gesproken maar van weersverwachting. Ook zelf kunnen we daar mee bezig zijn, als we regelmatig naar de wolkenluchten en de veranderingen daarin kijken. Daarbij misschien geholpen door oude wijsheden die verwoord zijn in gezegden. “Kring om de zon, water in de ton”, die we hoorden tijdens de lezing.
Inke Mensink