Als je begint met moestuinieren, is het wel zo leuk dat het lukt. Daarom is hieronder een overzicht opgenomen van meerdere rassen van wortelgewassen. Het is geen uitputtende lijst. We zijn benieuwd naar jouw ervaring met het kweken van wortelgewassen. Verder zijn er vaak ook opgekweekte plantjes verkrijgbaar die je in kweekbakken en/of de volle grond kunt zetten. Dat is duurder maar je hebt je moestuin dan wel eerder aangekleed. Bovendien kun je in verhouding eerder oogsten.
De ontwikkeling van rassen en soorten staat niet stil. Daarom is er bewust voor gekozen om terughoudend te zijn met het noemen van rassen. Elke hovenier die zich heeft toegelegd op moestuinieren zal je op weg kunnen helpen.
----------
Rode bieten zijn erg eenvoudig te verbouwen en zijn binnen tien weken te oogsten. Je kan om de drie weken zaaien zodat je doorlopend kan oogsten. Bieten kunnen slecht tegen droogte: ze worden dan houterig. Ook kunnen ze slecht tegen teveel vocht: ze gaan dan rotten. Ze doen het prima op zanderige grond. De grond moet los zijn en vruchtbaar. Oogst ze als ze niet groter zijn dan een tennisbal. Dan zijn ze op hun lekkerst. Zorg ervoor dat je oogst voordat er bloemen in de bietenplanten komen. Want als dat het geval is, zijn de bieten hard.
Om bieten langer te kunnen bewaren, snij je het loof enkele centimeters boven de biet af. Bieten zijn overigens niet gezond. Ze bevatten veel schadelijke stoffen (teveel suiker wat diabetes uitlokt; nitaten en nitriten, oxylaten - slecht voor lage bloeddruk, enz.).
----------
Knoflook heeft om zich te ontwikkelen eerder droge dan vochtige grond nodig. Bij de oogst worden de bollen aan elkaar gebonden (gevlochten) en luchtig en droog bewaard totdat ze worden gebruikt. Knoflook heeft een sterke smaak. Gebakken, gesmoord of gegrild wordt de smaak milder. Het is vermeldenswaard dat je ook knoflookbollen bij de Aldi kunt kopen. Plant de tenen daarvan in de grond. Als je de tenen van de knoflookbol plant, groeien er uit de knoflooktenen nieuwe bollen. Bedenk als je mediterrane rassen koopt, deze vorstgevoeliger zijn. De kans is dan aanzienlijk dat ze een strenge winter niet overleven.
----------
Prei heeft om te groeien een evenwichtige vochtigheid van de grond nodig en verdraagt over het algemeen geen lage temperaturen. Hij groeit goed op middelzware grond met een goed gehalte aan voedingsstoffen en humus. Prei wordt onderscheiden in twee groepen. Er zijn herfstrassen en er zijn winterrassen. Het is erg leuk om prei te kweken en ook absoluut niet moeilijk. Hoeft niet per se in de volle grond. Kan ook in bakken en potten.
De meeste herfstrassen zijn vorstgevoelig. Ze hebben een donkergroene tot grijsgroene bladkleur. Ze zijn snelgroeiend en hebben een lange schacht. Ze hebben een vrij zachte bladstructuur. Je kunt ze binnenshuis in een bak op een warme vensterbank voorzaaien van half januari tot half februari.
De winterrassen kunnen het hele jaar door op het land blijven staan. Zij zijn niet vorstgevoelig. Ze groeien langzamer. Groeit beter bij lagere temperaturen. Is wat korter en wat steviger.
----------
Superleuk voor kinderen. De teelt verloopt zonder problemen en geeft spoedig resultaat. In de zomer kunnen al ongeveer na vier weken zelfgekweekte radijsjes worden geoogst. Laat je kinderen zelf het zaad kiezen en zaaien. Zo zijn ze er vanaf het begin bij betrokken. Er zijn rassen voor de vroege, zomer- en herfstteelt.
----------
Rammenas behoort tot dezelfde plantengroep als radijs. Je eet ze rauw. De smaak heeft veel weg van radijs. Rammenas wordt ook op dezelfde wijze gekweekt. Rammenas groeit goed op middelzware humusrijke grond die voldoende voedingsstoffen heeft. Op lichte grond lukt de teelt niet. Er is zomer- en winterrammenas.
Zomerrammenas
Winterrammenas
----------
Wat leuk is aan schorseneer, is dat het eenvoudig te kweken is. Wel duurt het heel lang voordat je kunt oogsten. De enige verzorging bestaat uit het losmaken van de grond, onkruid wieden en water geven bij droogte. Heeft lichte, humusrijke grond nodig. Verder gemakkelijk. Schorseneer is familie van de asperge. Deze soort is beschreven onder "Overblijvende groente".
----------
Bij selderie onderscheiden we drie groepen: bleekselderie, knolselderie en snijselderie. Selderie groeit goed op zware, doorlatende en voedselrijke grond. Als je zandige tuingrond hebt en deze verbetert met turf, potgrond of verteerde compost, kun je ook hierop prima selderie kweken.
Bleekselderie is een bijzondere groente die niet iedereen lekker vindt. Ze wordt maar weinig gebruikt als echte groente op een bord. Wel wordt bleekselderie gebruikt samen met wortel, ui, knoflook, enz. om een heerlijke bouillon te maken. Er zijn zelfblekende en groenblijvende soorten. De zelfblekende soorten hebben een geelgroene kleur die ook zonder bleken deze kleur behoudt. De groenblijvende soorten zijn donkergroen. Door aanaarden van de grond worden ze licht van kleur. Bleekselderie vormt geen knollen maar malse, groen-witte stengels die je rauw of gekookt eet.
Knolselderie is niet zo gemakkelijk te telen als wordt beweerd. Toch is het de moeite waard het te proberen. De smaak is heerlijk. Je kunt knolselderij ook gebruiken in bijvoorbeeld erwtensoep. Het blad is ook eetbaar. De plant neemt de voeding op via het blad. Dus niet teveel blad plukken. Teel voor de oogst van het blad snijselderie. Knolselderie heeft een lange groeiperiode. Er zijn twee hoofdrassen: kortloofrassen en langloofrassen. Kortloofrassen hebben ronde knollen. Deze rassen groeien sneller dan langloofrassen die min of meer hoekige knollen voortbrengen.
Snijselderie geeft de voorkeur aan vochthoudende, humeuze grondsoorten die voldoende voeding bevatten. Deze soort wordt gekweekt voor de oogst van vooral het blad. Bij het oogsten niet het hart van de plant wegsnijden. Deze soort is veel minder gevoelig voor bladziektes. Snijselderie kan erg hoog worden: ca. één meter. Snijselderie is vooral geschikt voor wintergerechten. Het is een gezonde groente: werkt urine-afdrijvend en is werkt goed voor blaas- en nierziekten, reuma en jicht. De stelen en bladeren stimuleren het verteren van ons voedsel. Voor een goed biologisch evenwicht verdient het aanbeveling om naast snijselderie ook tomaten en/of tomaten te zaaien.
----------
De sjalot is de ui met de fijnste smaak. Hij wordt voornamelijk van zijbolletjes (klisters) gekweekt. Je kan het verse blad al enkele weken na het poten oogsten. Kan bijna niet mislukken. Sjalotten moet je niet telen op extreem natte, zware of op te droge grond. Uit één sjalotje kan je acht sjalotjes kweken. Er zijn twee groepen sjalotten: roodbruine en gele sjalotten. De roodbruine plant je in februari en oogst je in juni/juli. De gele plant je wat later en oogst je in augustus. Er zijn meer roodbruine dan gele sjalotrassen te vinden.
----------
Uien kun je op meerdere manieren telen:
Zelf plantuien kweken is moeilijk en omslachtig. Het telen met de plantui is veruit de gemakkelijkste manier om uien te kweken. Rode uien zijn wat minder lang bewaarbaar dan gele uien, maar wel net zo lekker. Zaaiuitjes gebruik je voor de meer bijzondere soorten. Probeer eens winterui. Het is ook leuk om zilveruitjes te kweken. Er zijn rassen verkrijgbaar voor de vroege, middenvroege en late teelt.
----------
Wortels groeien goed op warme, humusrijke, diep losgemaakte grond, waarin de groeiende wortel geen tegenstand ondervindt van stenen, aardkluiten, enz. Wortels kunnen goed tegen droogte en natte grond. Grondsoorten die na regen dichtslaan, zijn niet geschikt. Je kunt als je een bak of kas hebt gedurende het hele jaar zaaien en oogsten. Kinderen vinden wortels lekker vanwege de zachtzoete smaak. Zomerwortelen zijn snelgroeiende rassen. Winterwortelen zijn langzame groeiers. Plant wortels tussen bijv. uien, sjalotten of knoflook. Niet moeilijk als je net begint met een moestuin.