Deventer

Ziekten en Plagen

Groei & Bloei Moestuincursus – Ziekten en Plagen

Sterke planten zijn minder gevoelig voor ziekten en plagen. Een goede bodemstructuur, voldoende vocht, ruimte om zich te ontwikkelen en passende voeding zijn enkele basisvoorwaarden voor een gezond gewas. Daarnaast zijn tegen veel voorkomende ziekten en plagen preventieve maatregelen mogelijk. Tenslotte is ook hier voorkomen beter dan genezen.

Dienen zich onverhoopt toch problemen aan, dan proberen we die in principe op biologische wijze aan te pakken.

In voorgaande lessen zijn het belang van een goede bodem en voeding al behandeld.

Planten krijgen ruimte door concurrenten weg te nemen, bijvoorbeeld door uitdunnen en wieden.

Een goede vochtbalans aanhouden is lastiger, omdat we de natuur niet in de hand hebben. Droogte kan groeistoornissen tot gevolg hebben, waardoor planten verzwakken, blijft de bodem te nat kan dit de ontwikkeling van schimmels in de hand werken. Een goed doorlatende bodem, die vocht onder het oppervlak vasthoudt en bij droogte ervoor zorgt dat de wortels niet uitdrogen, is het devies.

Een dichtgeslagen bovenlaag is ie ieder geval funest. Je kunt ook overwegen om bv. grasmaaisel of uitgedroogd onkruid dat geen zaad heeft gevormd op de bodem te laten liggen als mulch. Afgezien dat een dichtgeslagen bodem te lang nat blijft, kan er ook geen zuurstof tot de wortels doordringen.

Onkruid de baas blijven in een moestuin vereist permanente aandacht. Zorg er in ieder geval voor dat gewenste en ongewenste planten goed herkenbaar zijn. Het beste kan dit door op rijtjes te zaaien of na voorzaaien op een schoon bed uit te planten. Ik zaai altijd op rijen en zorg ervoor dat ik met de schoffel tussen de rijen door kan. Alleen binnen de rijen moet ik dan nog plukken. Verder probeer ik te voorkomen dat onkruid in bloei komt, laat staan zaad zet om daarmee de cyclus van het onkruid te doorbreken. Onkruidzaden kunnen jaren in de grond overleven. Ook komen ze aanwaaien, dus denk ook aan wat er op de tuinrand bloeit en groeit.

In de moestuin worden de meeste ziekten veroorzaakt door schimmels, zoals diverse soorten meeldauw en het bekende phytophthora bij onder meer aardappels en tomaat. In mijn tuin heb ik voornamelijk last van schimmels bij sperziebonen en wortelen. In beide gevallen wordt het gewas net boven de grond aangetast. Daarnaast zijn de courgetteplant en pompoen gevoelig voor meeldauw. Het beste kun je dan zsm aangetaste bladeren verwijderen.

Een aantal koolsoorten, met name bloemkool, broccoli en paksoi, zijn gevoelig voor knolvoet. Ook dit wordt veroorzaakt door een schimmel. Advies is om deze soorten niet vaker dan 1x per 8 jaar op dezelfde grond te plaatsen. Koop ook knolvoetvrije planten. Verhoging van de pH kan preventief werken.

Aardappelmoeheid wordt veroorzaakt door nematoden die in de grond overleven en waarvan de larven in de wortels doordringen. De uitwerking daarvan is als kleine bolletjes zichtbaar op de wortels. Ook tomaat en aubergine zijn waardplanten voor deze nematoden. Vruchtwisseling is bij deze gewassen dan ook essentieel.

Tenslotte vermijd het deponeren van zieke gewassen op de composthoop!

Plagen komen in vele soorten voor:

-         Vogels, zoals duiven, zijn gek op mals jong blad, zoals sommige kiemplantjes. Daarnaast zijn duiven gek op peulen en erwten. Ook kunnen merels plugplantjes die net zijn uitgeplant bij hun zoektocht naar wormen weer uit de grond wippen. Ik bescherm gevoelige zaaibedden met een net of lichtdoorlatend doek tot de planten groot genoeg zijn. Snijbonen zaai ik voor en plant ik pas als ze minstens 15 cm lang zijn; ook bind ik ze dan nog aan de stok op. Voor bloeiende planten: bevruchting moet wel kunnen plaatsvinden als de plant bloeit.

-         Katten kunnen zaaibedden op krabben. Omdat ik eigenlijk altijd in rijen zaai, leg ik bamboestokken naast de rijtjes als ze niet met een net worden afgedekt.

-         Konijnen bezorgen je vraatschade. Als ik ze constateer, scherm ik gevoelige bedden af met gaas.

-         Muizen doen zich tegoed aan plantenwortels.

-         Slakken zijn de meest voorkomende plaagdieren. Uiteraard kun je hopen op de aanwezigheid van voldoende vijanden van de slak, als pad, egel of lijster. Als eerste kun je ze vangen; dat gaat het beste in de schemering en na regen. Dood ze daarna of voer ze af naar elders. In een jong stadium (bv. op bladen van planten kun je ze ook dood drukken met je handen) Vraag naar milieuvriendelijke bestrijdingsmiddelen. In voorkomende gevallen leg ik daarom PVC buisjes gevuld met wat slakkenkorrels bij gevoelige planten.

-         Bladluizen zijn er in vele soorten, hebben een voorkeur voor hun waardplanten en kennen natuurlijke bestrijders als lieveheersbeestjes (en de larve daarvan), zweefvliegen, oorwurmen en wespen. De luizen voeden zich met plantensappen; deze bevatten veel suikers en weinig eiwitten. Om aan voldoende eiwitten te komen zuigen ze veel sappen op en scheiden het teveel aan suikers af (honingdauw). Hier komen onder meer mieren op af. Ook groeien er soms zwarte schimmels op. Via combinatieteelt kunnen luizen worden afgeschrikt, bv tuinboon-dille, tuinboon-bonenkruid, sla-ui of knoflook. Ook worden wel vangplanten als oost-indische kers gebruikt. Ter bestrijding wordt vaak een spiritus-zeep oplossing gebruikt. In een enkel hardnekkig geval pas ik pyrethrum toe. Sommige gewassen zijn gevoeliger voor luis dan andere. Zo tref ik bijna altijd luis aan in groene snijbiet, terwijl regenboogsnijbiet luisvrij blijft.

-         Rupsen komen vooral in koolsoorten voor, zoals in boerenkool, palmkool en spitskool, die ik hiertoe met een net afdek. Helpt ook tegen vraat van duiven. Verder kunnen erwten soms aangetast worden door rupsen die zich aan de vrucht tegoed doen.

-         Aaltjes waarvan de meest voorkomende in wortelen, uien, prei en bepaalde koolsoorten voorkomen. Omdat combinatieteelt van uien en wortelen niet het gewenste resultaat gaf, dek ik nu beide af met vitrage. Ook het planten van afrikaantjes naast de wortelen bracht niet het gewenste succes.

-         Emelten als larve van de langpootmug hebben het vooral voorzien op jonge sla- en andijvieplanten en vreten zich net boven de grond door de hals van de plant. Als een jonge plant wegvalt, graaf ik deze onmiddellijk uit en zoek rondom naar de boosdoener. Heb ik deze gemist, moet ik wachten op de volgende “aanval” en er dan direct bij zijn. Engerlingen hebben mij in de moestuin nog geen (zichtbare) last bezorgd.

Ik pretendeer met dit overzicht niet compleet te zijn. Wel wil ik dit gebruiken om met jullie interactief je eigen ervaringen te bespreken. Dit moet leiden tot handvatten om komend seizoen de (over)last van ziekten en plagen in je tuin zoveel mogelijk te voorkomen.

Cor Koppert

06-09-2018