In Westbroek, een dorp in het Utrechtse veenweidegebied, woont een chemisch ecoloog die zijn grote tuin heeft opgedeeld in een moerastuin en een stinzenplantentuin. De aanleg van de moerastuin, compleet met trilmatten in de vijver, was geen probleem, die voelt zich in natte, zure veengrond prima thuis. Maar stinzenplanten komen uit de bossen en bergweiden van midden- en zuidoost-Europa en gedijen alleen in grond vol klei en kalk. Grote kans dus dat deze stinzenplantentuin op de verkeerde plek ligt.
Dat klopt, beaamt tuineigenaar Wim Baas. Stinzenplanten horen inderdaad niet thuis in een veenpolder. Eigenlijk horen ze zelfs in Nederland niet thuis. Het zijn exoten die hier eeuwen geleden naar toe zijn gehaald om de tuinen van buitenplaatsen op te vrolijken. Met zoiets aparts als blauwe druifjes, keizerskronen en wilde hyacinten konden edellieden en rijke handelaren laten zien hoeveel geld ze te besteden hadden.
En zo komt het dat in de loop der eeuwen overal in Nederland stinzenplanten zijn aangeplant. Veel van die exoten stierven in hun nieuwe omgeving een stille dood, maar er waren er ook die zich aanpasten en zelfs verwilderden. Vooral op Friese terpen, Groningse borgen en Drentse havezaten was dat het geval. Allemaal plekken die door mensen werden bewoond in een tijd dat er nog geen vuilnisophaaldienst was. Overtollige spullen en afval werden doodeenvoudig uit het raam gekieperd, zodat dit soort plekken vol liggen met kalkrijke stenen en puin: precies wat stinzenplanten willen.
"Overal waar afval en kalk ligt, vind je stinzenplanten", zegt Baas. Omdat kalk in Westbroek ver te zoeken is, was hij benieuwd of het hem zou lukken die planten in zijn tuin te krijgen en te houden. Een jaar of twintig geleden ging hij de uitdaging aan. De inspiratie kwam van een ecologisch tuintje van zes bij zes meter, op de Floriade in Zoetermeer. "Op dat kleine stukje grond waren alle denkbare biotopen gecreëerd. Er was een zon- en een schaduwkant, er was hoog en laag, er was veen en kalk. Dat principe heb ik in mijn eigen tuin uitvergroot."
Baas had de plannen nog maar net uitgedacht, of het toeval schoot hem te hulp. "Een weiland hier aan de overkant werd opgehoogd met rivierklei. Ik mocht er een lading van hebben en heb er een deel van de tuin mee opgehoogd. Daarna heb ik een diepe vijver gegraven, helemaal tot in het kalkrijke zand van de ondergrond, zodat de aanvoer van kalk- en ijzerrijk kwelwater verzekerd was."
Hij bracht ijzerhoudend zand de tuin in, omdat dat de fosfaten neutraliseert. Verwerkte vijftien vrachtauto's klei en ontelbare hoeveelheden puin in de grond. Kiepte gruis van stenen en schelpen op de plekken waar de stinzenplanten moesten komen. Bouwde heuvels, muren en keermuren. Basalt, kalksteen, betonnen bielzen, trottoirbanden - overal en nergens haalde hij de kalkhoudende materialen vandaan die hij en zijn planten nodig hadden. De paden in de tuin plaveide hij met kinderkopjes, kloostermoppen en oude leien van kerkdaken. "De hele tuin is gerecycled", stelt Baas met zichtbare tevredenheid vast.
Zodra de basisvoorwaarden geschapen waren, kon hij beginnen met planten. De meeste stinzenplanten die hij kocht verdwenen ook weer, omdat de bodemschimmels nog niet genoeg tijd hadden gehad om zich te vestigen. De beste manier om de plantenvoorraad uit te breiden, heeft Baas ontdekt, is door te zaaien of door de planten na de bloei te splitsen. Dat splitsen doet hij zelf. En het zaaien, dat laat hij aan de mieren over.
De mieren?Jazeker, de mieren. Stinzenplanten zijn bosplanten, en omdat het in bossen bijna niet waait en de zaden dus niet door de wind worden verspreid, hebben die planten er wat anders op gevonden. Aan elk zaadje zit een wrattig voedselrijk aanhangsel, een "mierenbroodje". Mieren zijn er dol op en slepen het naar hun nest. Door aan het broodje te knagen raakt het zaadje beschadigd en kiemt het makkelijker.
In de stinzenplantentuin van Wim Baas is dat goed te zien: langs de paden zijn spontaan stinzenplanten opgekomen. En op een kaal mierennest staan pollen sneeuwklokjes die daar niet door mensenhanden zijn neergezet. De activiteit van de mieren zorgt ervoor dat stinzenplanten altijd in beweging zijn. "Ze wandelen", noemt Baas dat.
De stinzenplantentuin is nog niet klaar. Wim Baas strooit nog steeds kalkgruis, omdat hij op die manier de vegetatie kan sturen. Op sommige plekken groeit nog gras, dat hij met de hand uit de grond trekt. Fluitekruid treft eenzelfde lot. Want hoe mooi dat ook is, het houdt de zon tegen en verdringt de bostulpen, wilde tulpen, kievitsbloemen, boerenkrokussen, narcissen, primula's en wat hier nog meer aan stinzenplanten groeit.
En ook de ontwikkeling van bodemschimmels moet geregeld worden, want het trio stinzenplanten, mieren en bodemschimmels is onafscheidelijk. Hoe dat precies zit, is een prachtig maar ingewikkeld verhaal. Wie het wil horen, is elke laatste zaterdag van maart tot en met september welkom in Westbroek. Groepen kunnen ook op afspraak komen.
Kerkdijk 126,
3615 BJ Westbroek
Tel. 0346-281485